Als je een huis binnenloopt en je jas
aan de kapstok hangt, ga je met de inhoud
die in die jas heeft gezeten, het huis binnen.
Als je dood gaat, hang je
ook je ‘jas’ aan de kapstok,
Maar die ‘jas’ blijft daar achter
en jij gaat met de inhoud van die ‘jas’
naar het leven hierboven.
Als je dan zachtjes in je arm knijpt voel je:
dit is mijn ‘jas’.